Appenzeller Sennenhond

Hier lees je alles over de Appenzeller Sennenhond.

Appenzeller Sennenhond

De Appenzeller Sennenhond is afkomstig uit Zwitserland. Boerenhonden zijn de voorouders van de Appenzeller Sennenhond. De Appenzeller Sennenhond werd gebruikt voor het veedrijven en bewaken. Nu ziet men de Appenzeller Sennenhond als waak- en gezinshond. Voor het eerst werd er 1898 over de Appenzeller Sennenhond geschreven. In 1914 werd de rasstandaard van de Appenzeller Sennenhond opgesteld. 

Schofthoogte

  • Reu 52 – 56 cm
  • Teef 50 – 54 cm

Verschijning

Driekleurig, middelgroot.

Aard

Levendig, zelfverzekerd.

Iets wantrouwig tegenover vreemden.

Appenzellers blaffen graag.

Hoofd

Iets wigvormig.

Schedel: vrij vlak, het breedst tussen de oren.

Achterhoofdsbeenknobbels zeer weinig ontwikkeld.

Voorhoofdsgroeve matig ontwikkeld.

Snuit: middelmatig krachtig, gelijkmatig smaller wordend, met krachtige onderkaak.

Rechte neusrug.

Neus: zwart (zwarte vacht), bruin (havannabruine vacht). 

Ogen

Vrij klein, amandelvormig.

Levendige uitdrukking. 

Oren

Aanzet: vrij hoog, breed.

In rust vlak en tegen het hoofd aanliggend gedragen; driehoekig en aan de punt licht afgerond.

Mond

Lippen: droog en goed ontwikkeld.

Kleur: zwart (zwarte vacht), bruin (havannabruine vacht).

Gebit: een krachtig, volledig en regelmatig schaargebit.

Hals

Middellang en krachtig

Voorhand

Gespierd.

Recht en parallel, niet te eng.

Bovenarm: even lang als, of slechts iets korter dan het schouderblad.

Ellebogen goed aanliggend.

Onderarm: recht en droog.

Lichaam

Borst: breed, diep, met een duidelijke voorborst.

Ribbenkast: rond-ovaal.

Romp: krachtig, compact.

Rug: matig lang, krachtig en recht.

Buik: lichtjes opgetrokken.

Lendenen: kort en goed gespierd.

Kruis: kort, in het verlengde van de rug recht aflopend. 

Achterhand

Gespierd.

Recht en parallel.

Bovenbeen: vrij lang, met het onderbeen vormt het een open hoek.

Onderbeen: ongeveer even lang als, of slechts iets korter dan het bovenbeen.

De hoek met het bovenbeen niet te stomp.

Spronggewricht: vrij hoog aangezet.

Middelvoet: recht en parallel geplaatst.

Sint-Hubertusklauwen moeten verwijderd worden.

Voeten

Kort, gewelfd en gesloten

Beweging

Krachtige stuwing.

Ruime beweging van de voorhand.

Staart

Hoog aangezet, krachtig.

In beweging wordt de staart dicht boven het kruis opgerold en zijwaarts of naar het midden gericht gedragen. 

Kleur

Zwarte of havannabruine grondkleur met symmetrische roestbruine aftekeningen (vlekken) boven de ogen.

Roestbruine aftekeningen: wangen, borst, poten.

Witte aftekeningen: goed zichtbare witte bles die ononderbroken van bovenschedel over neusrug loopt en die de snuit volledig of gedeeltelijk kan omvatten.

Een ononderbroken witte aftekening: van de kin naar de borst.

Wit aan de staartpunt.

Een witte nekvlek of halsring wordt getolereerd.

Een doorlopende dunne witte halsring is ongewenst.

Vacht

Stokhaar, stevig en vast aanliggend.

Dekhaar dicht en glanzend.

Onderwol dicht, zwart, bruin of grijs.

Door de bovenbeharing heenschijnende onderwol is niet gewenst.

Golvend haar wordt enkel op de schoft en op de rug getolereerd, maar is niet gewenst.

Belangrijk over de Appenzeller Sennenhond

Reuen: twee testikels moeten goed ingedaald zijn in het scrotum

Video over de Appenzeller Sennenhond

Geef een antwoord